De impact van schijnzelfstandigheid op muziekscholen

1. Over mij

Mijn naam is Collin Leijenaar, eigenaar van Klario® en Novae Popschool. Sinds 1995 ben ik actief als beroepsmuzikant en cultureel ondernemer. Naast mijn werk als drummer en producer voor verschillende progrockbands en internationale artiesten, leid ik Klario en Novae Popschool en coach ik creatieve ondernemers, met een focus op zzp’ers in de kunst- en cultuursector.

Novae Popschool

Novae Popschool begon in 1995 als Novae Drumschool en groeide in 2006 uit tot een volwaardige muziekschool, actief in Ede en omstreken. Als niet-gesubsidieerde muziekschool werken we sinds de oprichting uitsluitend met zzp’ers. De invoering van de Wet DBA in 2016 bracht ons plotseling in een juridische grijze zone: de samenwerking met zzp-docenten werd ineens risicovol en onzeker. Hoewel er aanvankelijk niet direct werd gehandhaafd, was afwachten geen optie. In plaats van te vertrouwen op tijdelijke beleidsmaatregelen of of mazen in de wet proberen te vinden, besloot ik de verantwoordelijkheid te nemen en actief een structurele oplossing te ontwikkelen.

Na een intensief traject van juridisch onderzoek, talloze gesprekken met juristen, gespecialiseerde arbeidsrechtadvocaten en notarissen, en uitgebreide praktijkervaring, ontwikkelde ik — met ondersteuning van een gespecialiseerd consultancybureau — een oplossing waarmee Novae Popschool sinds 2020 volledig juridisch waterdicht opereert en geen enkel risico meer loopt op schijnzelfstandigheid. Dit groeide uit tot Klario, waarmee ook andere muziekscholen hun schijnzelfstandigheid-problematiek kunnen oplossen. En gestroomlijnder en efficiënter kunnen werken, wat bovendien kosten bespaart.

De drijfveer achter Klario®

Voor mij is muziekonderwijs meer dan het aanleren van technische vaardigheden; het is een krachtig middel om vreugde, verbinding en creativiteit te stimuleren, terwijl leerlingen tegelijkertijd essentiële life skills ontwikkelen. Maar de toekomst van kunst- en cultuureducatie in Nederland staat onder druk. Overheidsbeleid maakt het voor muziekscholen steeds ingewikkelder om met zzp’ers samen te werken, terwijl goed muziekonderwijs essentieel blijft.

Ons doel is om muziekonderwijs juridisch veilig en toekomstbestendig te maken. We willen muziekscholen helpen om juridische risico’s te elimineren, administratieve lasten te verminderen en een duurzame basis te leggen voor groei. Zo kunnen scholen zich focussen op wat echt belangrijk is: muziekonderwijs leveren van hoge kwaliteit.

Waarom dit document?

Veel muziekscholen worstelen met het oplossen van schijnzelfstandigheid. De wetgeving wordt strenger en bestaande modellen schieten tekort. Daarom heb ik Klario ontwikkeld: een oplossing die juridische zekerheid biedt zonder zelfstandige docenten in loondienst te dwingen. Dit document laat zien hoe je jouw school beschermt, gebaseerd op mijn eigen zoektocht naar een veilige en efficiënte oplossing.

2. Mand!

Geen tijd om het hele artikel te lezen? Hier is de kern. Sinds 1 januari 2025 is de Belastingdienst begonnen met actieve handhaving van de wet DBA om schijnzelfstandigheid (wanneer een zzp’er werkt als zelfstandige, maar eigenlijk een dienstverband heeft) tegen te gaan. Dit betekent dat muziekscholen die werken met zzp- docenten een groot risico lopen. 

Sta jij op de radar van de Belastingdienst?

Als je op een of meerdere van de onderstaande vragen ‘ja’ antwoordt, lopen je school en jullie docenten direct risico:

  • Werken jullie met zzp-docenten die onder de naam van de school lesgeven?
  • Voeren de zzp-docenten structurele werkzaamheden uit die behoren tot de kernactiviteiten van de school?
  • Sluiten jullie zzp-opdrachtovereenkomsten af zonder einddatum of zonder concreet eindresultaat?
  • Worden de tarieven voor de zzp-docenten door de school bepaald?
  • Sluiten leerlingen een contract met de school en niet met de docent?
  • Wordt de administratie en facturatie door de muziekschool verzorgd?
  • Maken docenten gebruik van door de school beschikbaar gestelde faciliteiten, instrumentarium of inventaris?
  • Boeken leerlingen hun lessen bij de muziekschool en worden werktijden en lesroosters door de muziekschool bepaald/gemaakt?

Dan is de kans groot dat de Belastingdienst de werkzaamheden van jullie zzp’ers als schijn-zelfstandigheid aanmerkt. In dat geval overtreden zowel de zzp’er als de school de wet en zijn jullie juridisch aansprakelijk en strafbaar.

Wat staat er op het spel?

  • Naheffingen en boetes tot vele duizenden euro’s met terugwerkende kracht tot 5 jaar.
  • Gedwongen loondienstverbanden.

Ja maar…

In gesprekken met eigenaren en directeuren van muziek- en dansscholen hoor ik steeds dezelfde bezwaren en misvattingen over schijnzelfstandigheid terugkomen:

“Onze accountant of administrateur zegt dat we geen risico lopen.”

Accountants en administrateurs zijn experts in boekhouding en belastingaangiftes, maar dat betekent niet automatisch dat ze gespecialiseerd zijn in arbeidsrecht of de handhaving van schijnzelfstandigheid. De Belastingdienst beoordeelt arbeidsrelaties op basis van fiscale, juridische en praktische criteria, en veel accountants kijken vooral naar de financiële kant, niet naar de werkinhoudelijke realiteit van de samenwerking.

“We werken met modelovereenkomsten, waarin expliciet staat dat er geen sprake is van schijnzelfstandigheid.”

Modelovereenkomsten bieden geen garantie. De Belastingdienst kijkt naar de praktijk. Sinds 6 september 2024 worden er bovendien geen nieuwe modelovereenkomsten meer goedgekeurd. Zelfs als een contract expliciet vermeldt dat er geen dienstverband is, kan een rechter tóch anders oordelen. De wetgeving rond de arbeidsovereenkomst (artikel 7:610 BW e.v.) is “dwingendrechtelijk” van aard. Dat wil zeggen: deze wettelijke bepalingen zijn bindend en kunnen niet worden uitgesloten of gewijzigd via contractuele afspraken. Zelfs als opdrachtgever en opdrachtnemer iets anders overeenkomen, is het uiteindelijk de wet die bepaalt of er sprake is van een arbeidsovereenkomst.

“Onze zzp’ers werken maar 1 of 2 dagen bij ons”

De Belastingdienst kijkt niet naar het aantal gewerkte dagen, maar naar de aard van de werkzaamheden. Als muzieklessen een kernactiviteit van de school vormen en de werkzaamheden van de zzp-docent structureel zijn ingebed in de organisatie, is er meestal sprake van schijnzelfstandigheid.

“Onze zzp’ers hebben meer dan drie opdrachtgevers”

De Belastingdienst beoordeelt per opdrachtgever of er sprake is van schijnzelfstandigheid en dus loondienst. Dat een zzp-docent elders werkt, betekent niet dat de samenwerking met jouw school automatisch buiten loondienst valt.

“Onze docenten gebruiken hun eigen methodes, bepalen zelf hoe ze lesgeven en mogen zelf vervangers regelen.”

In vrijwel alle gevallen is lesgeven de kernactiviteit van een muziekschool, wat automatisch leidt tot een sterke organisatorische inbedding en daarmee een gezagsverhouding en dus schijnzelfstandigheid.

“De Belastingdienst is te druk, dit gaan ze niet handhaven, als het misgaat, lossen we het dan wel op.”

Sinds 1 januari 2025 handhaaft de Belastingdienst actief, onder andere met een geautomatiseerde detectiemodule. Zelfs als een controle pas in 2030 plaatsvindt, kan de Belastingdienst met terugwerkende kracht tot vijf jaar naheffingen en boetes opleggen. Wachten tot het misgaat is geen optie — tegen die tijd is het meestal al te laat.

“Dit wordt vast weer teruggedraaid door de politiek.”

De overheid is de regels rondom zzp’ers en schijnzelfstandigheid juist aan het aanscherpen met de komende wetten VBAR en WTTA. Wachten op versoepeling is een risicovolle strategie—muziekscholen die niets doen, lopen straks tegen boetes en naheffingen aan.

Deze bezwaren klinken misschien logisch, maar zijn feitelijk onjuist. De Belastingdienst erkent ze niet en handhaaft op basis van de werkelijke situatie, niet op aannames. Alleen een juridisch sluitende oplossing voorkomt problemen

Dit is hét moment om te handelen!

Met strengere regels, intensievere controles en nieuwe wetgeving op komst, nemen de financiële en juridische risico’s alleen maar toe. Toch wachten veel muziekscholen af, in de hoop dat het zo’n vaart niet loopt. Maar handhaving op schijnzelfstandigheid is allang geen ver-van-je-bed-show meer. De enige manier om problemen te voorkomen is door de wet correct na te leven en een juridisch waterdicht model te hanteren.

De oplossing?

Gelukkig hoef je het wiel niet zelf uit te vinden. We hebben een juridisch waterdichte oplossing ontwikkeld dat:

  • muziekscholen beschermt tegen schijnzelfstandigheid en financiële risico’s.
  • je school toekomstbestendig maakt.
  • zelfstandige docenten écht ondernemers laat zijn, zonder schijnzelfstandigheid.
  • administratieve lasten substantieel verlaagt.

Deze werkwijze wordt sinds 2020 met succes en tevredenheid toegepast bij Novae Popschool in Ede en biedt ook voor jouw muziekschool dé oplossing.

Wachten is geen optie – actie wel. 

Lees de rest van dit artikel om precies te begrijpen hoe je je muziekschool beschermt tegen forse naheffingen, boetes en juridische problemen.

Weet je dit al en wil je snel naar de oplossing? Lees dan verder vanaf hier.

3. Wat is schijnzelfstandigheid

In Nederland zijn er 1,6 miljoen mensen aan het werk als zzp’er. Het kabinet wil voorkomen dat zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) worden ingehuurd voor werk dat eigenlijk in loondienst zou moeten gebeuren; dit staat bekend als schijnzelfstandigheid.

Schijnzelfstandigheid doet zich voor wanneer iemand als zzp’er werkt voor een opdrachtgever en zich voordoet als zelfstandige, terwijl er volgens het arbeidsrecht feitelijk sprake is van een dienstverband.

Dergelijke constructies verstoren het gelijke speelveld, omdat de opdrachtgever (die in feite als werkgever optreedt) zijn verplichtingen tegenover de Belastingdienst en de werknemer ontwijkt. Dit betekent dat de persoon in kwestie niet werkelijk zelfstandig opereert zoals de Belastingdienst vereist, maar functioneert als werknemer, zonder dat de bijbehorende lasten aan de overheid worden betaald.

Het probleem met schijnzelfstandigheid is dat het de fiscale en sociale zekerheidsverplichtingen ondermijnt. Wanneer iemand onterecht als zelfstandige wordt beschouwd, hoeft de opdrachtgever geen loonbelasting en premies voor volksverzekeringen af te dragen. Tegelijkertijd kan de zogenaamde zelfstandige profiteren van belastingvoordelen, zoals de zelfstandigenaftrek en BTW teruggaaf. Dit leidt tot verlies aan inkomsten voor de Belastingdienst, die essentieel zijn voor het financieren van sociale voorzieningen.

4. Ondernemerschap vs loondienst

Om schijnzelfstandigheid te begrijpen, is het belangrijk eerst te kijken naar de definities van ondernemerschap en werknemerschap.

Wanneer is iemand ondernemer?

De wet en de rechtspraak stellen bepaalde eisen waaraan ondernemers moeten voldoen:

  • Je levert goederen of diensten.
  • Je vraagt er meer geld voor dan het jou gekost heeft om te maken; je verdient er geld aan.
  • Je doet zaken met andere mensen dan alleen vrienden of familie.
  • Je bezit kapitaal.
  • Je voert werkzaamheden uit voor eigen rekening en risico.
  • Je investeert geld en tijd in de start of groei van je bedrijf.
  • Je investeert geld en tijd in marketing en acquisitie van nieuwe klanten.
  • Je werkt regelmatig in je eigen bedrijf en het gaat niet om een eenmalige klus.
  • Je werkt voor drie of meer opdrachtgevers.
  • Je jaaromzet komt niet voor 70% of meer bij één opdrachtgever tot stand.
  • Je bepaalt zelf wanneer en hoe jij je werk doet; er is geen gezagsverhouding tussen de opdrachtgever en jou.
  • Je gebruikt eigen materialen, gereedschappen en apparatuur om de werkzaamheden uit te voeren.
  • Je loopt ondernemersrisico. Je bent zelf aansprakelijk voor de schulden van je bedrijf.
  • Jij loopt financieel risico als jij je werk niet goed doet.
  • Jij bent aansprakelijk voor de schulden van je onderneming.

Wanneer is er sprake van een arbeidsovereenkomst?

Volgens de wet ontstaat een arbeidsovereenkomst wanneer er aan twee essentiële voorwaarden wordt voldaan: de aanwezigheid van loon en een gezagsverhouding. Simpel gezegd, als je als werknemer loon ontvangt voor arbeid en de werkgever je bindende aanwijzingen kan geven over hoe je die arbeid moet uitvoeren, is er sprake van een arbeidsovereenkomst.

In de wet wordt een arbeidsovereenkomst gedefinieerd als een overeenkomst waarbij de werknemer zich verbindt om tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten onder gezag van een werkgever. De drie klassieke elementen van een arbeidsovereenkomst — loon, arbeid en gezagsverhouding — zijn hieruit af te leiden.

Sinds 1 januari 2024 is de eis dat de werknemer de arbeid persoonlijk moet verrichten, komen te vervallen. De Belastingdienst hanteert nu slechts twee criteria voor het vaststellen van een arbeidsovereenkomst:

  • Loon: De werknemer ontvangt een beloning voor de verrichte arbeid.
  • Gezagsverhouding: De werkgever kan bindende instructies geven over hoe het werk moet worden uitgevoerd.

Als een van deze twee elementen ontbreekt, is er volgens de Belastingdienst geen sprake van een arbeidsovereenkomst. Dit betekent dat als je kunt aantonen dat er geen loon wordt ontvangen of dat er geen gezagsverhouding is, de Belastingdienst kan concluderen dat er geen arbeidsovereenkomst bestaat.

5. De wet DBA

Tot 1 mei 2016 hanteerde de overheid de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR), waarmee opdrachtgevers gevrijwaard konden worden van het betalen van loonbelasting en sociale premies. De VAR bleek echter fraudegevoelig, omdat ondernemers eenvoudig de gewenste antwoorden konden invullen om de juiste VAR te verkrijgen. Hierdoor werd de handhaving van de VAR onhoudbaar. Als reactie daarop introduceerde de overheid de Wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties).

De invoering van de Wet DBA zorgde echter voor veel onzekerheid en onrust, vooral onder opdrachtgevers. Zij kregen niet langer voorafgaand aan de opdracht duidelijkheid over de vraag of ze daadwerkelijk een zelfstandige inhuurden of dat er sprake was van schijnzelfstandigheid, met het risico dat ze later alsnog aansprakelijk zouden worden gesteld voor onder andere werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet.

In 2017 besloot toenmalig minister Koolmees om de handhaving van de Wet DBA op te schorten. Hoewel de wet nog steeds van kracht is, werd er niet actief op gecontroleerd en werden er geen boetes opgelegd, behalve in gevallen waarin er sprake is van opzettelijke overtreding. De Belastingdienst heeft per 1 januari 2025 dit handhavingsmoratorium opgeheven en wordt er wel gehandhaafd. 

De Wet DBA introduceerde modelovereenkomsten om de relatie tussen zelfstandigen en hun opdrachtgevers te kaderen, met als doel schijnzelfstandigheid te verminderen. De Wet DBA vereist dat de relatie tussen zelfstandigen en opdrachtgevers vrij is van gezag.

6. Wanneer is er sprake van gezagsverhouding?

Volgens het Handboek Loonheffing van de Belastingdienst moet worden gekeken naar vijf elementen:

  • Leiding en toezicht
  • Vergelijkbaarheid personeel
  • Werktijden, locatie, materialen, hulpmiddelen en gereedschappen
  • Manier waarop de zzp’er naar buiten treedt
  • Overige relevante aspecten

Deze lijst is niet volledig. Bij een beoordeling of er sprake is van een gezagsverhouding spelen alle elementen en hun onderlinge verhouding een rol. Het is niet mogelijk om van tevoren alle mogelijke elementen te definiëren.

Leiding en toezicht

Er wordt gekeken naar de invloed die de opdrachtgever heeft op de manier waarop de zzp’er de werkzaamheden uitvoert. Een gezagsverhouding is aannemelijk als de opdrachtgever instructies kan geven over de uitvoering van het werk, niet alleen over het eindresultaat. Het is daarbij niet essentieel of de opdrachtgever daadwerkelijk instructies geeft; het gaat erom dat hij het recht heeft dit te doen. Zelfs als de werkzaamheden eenvoudig zijn of de zzp’er zeer bekwaam is, kan er toch sprake zijn van een gezagsverhouding.

Vergelijkbaarheid personeel

Bij de beoordeling van een gezagsverhouding wordt gekeken naar de relatie tussen de opdrachtgever en de zzp’er en of deze vergelijkbaar is met die van regulier personeel.

  • De zzp’er heeft eerder dezelfde werkzaamheden in loondienst uitgevoerd bij dezelfde opdrachtgever.
  • De werkzaamheden worden ook door werknemers in loondienst bij de opdrachtgever verricht.
  • De arbeidsvoorwaarden en regels voor de zzp’er zijn vergelijkbaar met die van het vaste personeel.
  • De werkzaamheden zijn een essentieel onderdeel van de bedrijfsvoering van de opdrachtgever.
  • De zzp’er heeft functioneringsgesprekken met de opdrachtgever.
  • De zzp’er is verplicht om bedrijfstrainingen of bijscholingen te volgen.
  • De zzp’er moet deelnemen aan bedrijfsactiviteiten, zoals vergaderingen, uitvoeringen of teamuitjes.

Er zal eerder sprake zijn van gezag als de werkzaamheden die de zzp’er verricht een wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van de opdrachtgever. Uit jurisprudentie komt naar voren dat het moeilijk voorstelbaar is dat er geen sprake is van gezag bij werkzaamheden die een wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering vormen (kernactiviteiten). Vaak zijn de werkzaamheden dan ook structureel ingebed in de bedrijfsvoering van de opdrachtgever.

Werktijden, locatie, materialen, hulpmiddelen en gereedschappen

Hierbij is van belang in hoeverre de zzp’er zelf werktijden en de locatie van de werkzaamheden kan bepalen. Ook wordt gekeken naar de invloed die de opdrachtgever heeft op de materialen en hulpmiddelen.

  • Aanwijzingen voor de aanwezigheid van een gezagsverhouding:
  • De zzp’er is niet vrij om de locatie te bepalen waar hij de werkzaamheden uitvoert.
  • De zzp’er is niet vrij om de werktijden te bepalen.
  • De opdrachtgever bepaalt in de regel welke materialen de zzp’er gebruikt voor de werkzaamheden en/of verschaft deze.
  • De opdrachtgever bepaalt in de regel welke overige hulpmiddelen de zzp’er moet gebruiken voor de werkzaamheden en/of verschaft deze.

Manier waarop de zzp’er naar buiten treedt

Hierbij wordt gekeken in hoeverre de zzp’er daadwerkelijk onderdeel uitmaakt van de organisatie waarvoor hij werkt. Hoe meer er aanleiding is aan te nemen dat de zzp’er onderdeel uitmaakt van de organisatie, hoe groter de kans dat er sprake is van een gezagsverhouding. Dat is bijvoorbeeld als de zzp’er moet communiceren vanuit de bedrijfsnaam van de opdrachtgever en niet vrij is om zijn eigen bedrijfsnaam te gebruiken tijdens de werkzaamheden.

Overige relevante aspecten

Naast de 4 elementen die eigenlijk altijd meegewogen worden om vast te stellen of er sprake is van een gezagsverhouding, zijn er een aantal andere aspecten die bij deze beoordeling meegewogen kunnen worden.

Aansprakelijkheid voor risico's

De Belastingdienst kijkt ook naar de verdeling van de risico’s en aansprakelijkheid. De muziekschool loopt het grootste risico en aansprakelijkheid.

Immers, de locatie, inventaris, instrumentarium etc. staan allemaal op naam van de muziekschool. De lescontracten staan op naam van de muziekschool en de muziekschool ontvangt alle betalingen.

De zzp-docent loopt nagenoeg geen risico en aansprakelijkheid. Ook hier is het vrij duidelijk dat er snel sprake is van een gezagsverhouding.

Ook wordt gekeken naar de mate waarin de opdrachtgever verantwoordelijk is voor de kwaliteit (of het gebrek daaraan) van het resultaat.

Duur van de opdracht

Volgens de wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie (DBA) en de wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) kan een lange duur van een opdracht gezien worden als indicatie dat er sprake is van een vast dienstverband. —> Het lesgeven bij een muziekschool doe je meestal voor een langere tijd, vaak minimaal één of twee lesseizoenen, maar in de praktijk vaak veel langer. Dit zal ook bijdragen aan het oordeel dat er een gezagsverhouding is.

Organisatorische inbedding van het werk

De Belastingdienst vindt het van belang of de werkzaamheden die zzp’er uitvoert een wezenlijk onderdeel vormt van de organisatie van de opdrachtgever. Maar niet alleen de Belastingdienst, ook de advocaat-generaal bij het arrest van de Hoge Raad van 6 november 2020 ( ECLI:NL:PHR:2020:698), vindt het bij het beoordelen van de gezagsverhouding veel belangrijker om te kijken naar de organisatorische inbedding van het werk, of de werkzaamheden een wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering.

Het in de opdrachtovereenkomst uitdrukkelijk benoemen dat er tussen jou en je opdrachtgever geen gezagsverhouding en dus geen arbeidsovereenkomst bestaat, is niet van belang.

In de uitspraak van de Hoge Raad ( ECLI:NL:HR:2023:443) van 24 maart 2023 in de zaak van het FNV tegen Deliveroo, vindt de Hoge Raad ook dat dit afhangt van álle omstandigheden van het geval. De Hoge Raad geeft hierbij een opsomming van omstandigheden die (onder meer) van belang zijn voor de kwalificatie van een arbeidsovereenkomst, namelijk:

  • de aard en duur van de werkzaamheden;
  • de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
  • de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht;
  • het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
  • de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen;
  • de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;
  • de hoogte van deze beloningen;
  • de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt;
  • of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt, en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.

Maar we gebruiken toch een Modelovereenkomst?

Veel muziekscholen vertrouwen op een modelovereenkomst, maar dit is een risicovolle aanname. Het maakt niet uit wat er op papier staat; de Belastingdienst kijkt naar de feitelijke situatie. Zelfs als er expliciet in een contract staat dat er geen sprake is van loondienst, kan de rechter toch anders oordelen. Het enige dat telt, is hoe de samenwerking in de praktijk wordt uitgevoerd.

Daarnaast maakte het kabinet op 6 september 2024 bekend dat de Belastingdienst geen nieuwe modelovereenkomsten meer goedkeurt. Modelovereenkomsten bieden volgens het kabinet geen garantie dat er buiten dienstverband wordt gewerkt, omdat dit afhangt van de praktijk, niet van het contract. Lopende overeenkomsten blijven geldig tot de einddatum van de overeenkomst.

Pedagogisch professional kan niet als zelfstandige werken

Uit jurisprudentie en wetgeving concludeert de FNV dat pedagogisch professionals niet als zelfstandigen binnen kinderopvangorganisaties kunnen opereren. Ze worden aangestuurd, werken in teams en voeren hun taken uit volgens het beleid van de organisatie. Omdat het kind centraal staat, vallen de werkzaamheden van pedagogisch professionals onder de kernactiviteiten van de kinderopvang. In de Radio 1-uitzending van WNL Haagse Lobby op 9 september 2024 bevestigde Edith de Bourgraaf, adviseur uitvoerings- en handhavingsbeleid van de Belastingdienst, dat deze conclusie voortkomt uit gesprekken tussen de Belastingdienst en de FNV. 

Hier kan gemakkelijk een parallel worden getrokken naar muziekscholen en muziekeducatie, waarbij we dezelfde conclusie kunnen maken over muziekdocenten.


7. Gevolgen voor de zzp’er

Schijnzelfstandigheid is bij de wet verboden en dus strafbaar. Wanneer de Belastingdienst tijdens een controle vaststelt dat er sprake is van schijnzelfstandigheid, kunnen zij de door de zzp’er genoten belastingvoordelen, zoals de zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling, tot vijf jaar terugvorderen. Daarnaast kunnen er naheffingen worden opgelegd voor niet betaalde belastingen, met boetes die kunnen oplopen tot 100% van het verschuldigde bedrag. De opdrachtgever, die in feite als werkgever fungeert, kan alsnog verantwoordelijk worden gehouden voor het inhouden en afdragen van loonbelasting en premies voor de volksverzekeringen. Deze kosten kunnen vervolgens op de zzp’er worden verhaald. 

  • Naast de financiële sancties kunnen er ook juridische consequenties zijn zoals een strafblad. Waardoor schijnzelfstandigheid kan leiden tot aanzienlijke reputatieschade. 
  • Terugvordering van fiscale voordelen zoals de startersaftrek, zelfstandigenaftrek, MKB-winstvrijstelling, en btw-teruggave.
  • Correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen met rente voor niet betaalde belastingen.
  • Boetes die kunnen oplopen tot wel 100% of meer van de naheffingsaanslagen.
  • De opdrachtgever kan alsnog loonbelasting en premies voor volksverzekeringen op de zzp’er verhalen.
  • Bij veroordeling een strafblad.
  • Aanzienlijke schade aan je professionele reputatie.
  • Toekomstige moeilijkheden bij het vinden van werk of opdrachten.
  • En dat alles met terugwerkende kracht tot vijf jaar, maar de naheffing gaat nooit verder terug dan 01-01-2025.

Kortom, de impact van schijnzelfstandigheid is niet alleen financieel belastend, maar kan ook ernstige gevolgen hebben voor de reputatie en juridische positie van de zzp’er.

8. Gevolgen voor de opdrachtgever

Voor de opdrachtgever kan schijnzelfstandigheid aanzienlijke administratieve en financiële lasten met zich meebrengen. Wanneer de Belastingdienst oordeelt dat er sprake is van een verkapt dienstverband, kan de opdrachtgever alsnog verplicht worden om loonbelasting en premies voor de volksverzekeringen af te dragen. Daarnaast kunnen er premies voor werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet in rekening worden gebracht. Als gevolg van deze fouten kan de opdrachtgever ook geconfronteerd worden met een boete, wat de financiële last verder vergroot.

  • Verplichting tot het afdragen van loonbelasting en premies volksverzekeringen.
  • Verplichte betaling van premies voor werknemersverzekeringen.
  • Afdracht van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.
  • Boetes die kunnen oplopen tot wel 100% of meer van de naheffingsaanslagen.
  • Reputatie schade.
  • En dat alles met terugwerkende kracht tot vijf jaar, maar de naheffing gaat nooit verder terug dan 01-01-2025.

Deze gevolgen kunnen een aanzienlijke impact hebben op de bedrijfsvoering van de opdrachtgever.

9. Hoe wordt er gehandhaafd?

Boris Emmerig (Holla Legal & Tax) vertelt in in zijn blog op zipconomy.nl: “Begin maart 2024 heeft de Belastingdienst het “ Handhavingsplan arbeidsrelaties tranche 2024“, de “Perspectiefnota handhaving arbeidsrelaties” en het “Memo handhaving arbeidsrelaties – richtlijnen doorwerking IH en OB” gepubliceerd. De Belastingdienst pakt hier op indrukwekkende wijze uit met in totaal ruim 100 pagina’s. Aan alle illusies dat het nog niet zo’n vaart zal lopen met de handhaving omdat er nog geen nieuwe wetgeving is of omdat er nog geen nieuwe regering is, wordt hiermee een einde gemaakt. Er is een plan en men wil doorpakken, zoveel is duidelijk.”

Een paar punten uit deze nota:

  • Het handhavingsplan bestaat uit drie fasen. In 2024 ligt de focus op de voorbereidingen voor de opheffing van het handhavingsmoratorium, en vanaf 1 januari 2025 start de actieve handhaving.
  • De Belastingdienst streeft ernaar dat burgers en bedrijven zelf de regels naleven, zonder dwingende maatregelen. Er zijn specifieke richtlijnen ("goede paden") voor opdrachtgevers en opdrachtnemers om arbeidsrelaties juist te duiden, en voor opdrachtnemers om over te stappen naar werknemerschap.
  • Een landelijke detectiemodule scant automatisch op signalen van mogelijke risico's bij de inhuur van derden, die kunnen wijzen op onjuiste kwalificaties van arbeidsrelaties.
  • De handhaving richt zich primair op loonheffingen bij opdrachtgevers om een hefboomwerking te creëren.
  • Er bestaat een risico op maatschappelijke onrust bij de opheffing van het handhavingsmoratorium, waarvoor de markt in 2024 wordt voorbereid.
  • Onder het huidige handhavingsmoratorium voert de Belastingdienst nog steeds bedrijfsbezoeken en boekenonderzoeken uit. Bij vermoedens van schijnzelfstandigheid kan een bedrijfsbezoek leiden tot een uitgebreider boekenonderzoek.

Vooral een geautomatiseerde scan van een landelijke detectiemodule baart mij zorgen. We weten allemaal welke risico’s er kleven aan een Belastingdienst die bezig gaat met algoritmes om problemen op te sporen. #toeslagenschandaal


10. Overgangsjaar 2025

Staatssecretaris Idsinga (Fiscaliteit en Belastingdienst) en minister Van Hijum (SZW) hebben op 6 september 2024 via een kamerbrief de Tweede Kamer geïnformeerd over hun zienswijze op de afschaffing van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025.

De eerste focus bij handhaving zal zijn op risicogroepen en op gedwongen zelfstandigheid. Alle controles zijn vooralsnog gericht op de werkverstrekker, niet op de individuele zelfstandige. 

Op rijksoverheid.nl staat te lezen: “Organisaties kunnen eerst een waarschuwing van de Belastingdienst krijgen voordat er zogenaamde boekenonderzoeken (controles) worden ingesteld. Bij een bedrijfsbezoek vindt een gesprek plaats met organisaties om zicht te krijgen op de inhuur van zelfstandigen en het mogelijke gebruik van schijnzelfstandigen. De belastinginspecteur kan de organisatie erop wijzen dat het werken met schijnzelfstandigen voorkomen moet worden. De organisatie wordt dan gewaarschuwd en krijgt de mogelijkheid de bedrijfsvoering te verbeteren. Bij een volgend bezoek kunnen de belastinginspecteurs een boekenonderzoek instellen. Dit kan naheffingsaanslagen loonheffingen als gevolg hebben.”

Er wordt een overgangsperiode van één jaar ingevoerd. Gedurende dit jaar krijgen werkgevers en werkenden geen vergrijpboete, mits zij kunnen aantonen dat ze stappen ondernemen om schijnzelfstandigheid te voorkomen. Wel kunnen ze te maken krijgen met naheffingen en verzuimboetes voor te late betalingen.

In een brief aan de Kamer staat te lezen: “Het kabinet realiseert zich dat de opheffing van het handhavingsmoratorium een spannend moment voor werkgevenden en werkenden kan zijn en inspanning vergt. Daarom wil het kabinet voorkomen dat partijen die aantoonbaar actief zijn met de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie direct na de opheffing van het handhavingsmoratorium met vergrijpboetes worden geconfronteerd. De Belastingdienst zal coulant omgaan met het opleggen van vergrijpboetes bij partijen die aantoonbaar kunnen laten zien dat ze aan de slag zijn met het verkleinen van schijnzelfstandigheid binnen hun organisatie. In dat geval worden over het eerste kalenderjaar na beëindiging van het handhavingsmoratorium geen vergrijpboetes bij de correcties inzake de kwalificatie van de arbeidsrelatie opgelegd. Dit geldt zowel voor de werkgevenden als voor de werkenden. Er kunnen wel verzuimboetes worden opgelegd.”

Maar let op: dit is geen ‘vrijbrief’ om het probleem vooruit te schuiven. Vanaf 1 januari 2025 moet je aantoonbare stappen hebben gezet om de schijnzelfstandigheid binnen je organisatie aan te pakken om vergrijpboetes te kunnen vermijden.

Dat er geen boete wordt opgelegd betekent niet dat er niets betaald moet gaan worden. De belastingdienst zal als een bepaling arbeidsrelatie niet correct is uitgevoerd de werkgever wel de loonbelasting en de premies werknemersverzekeringen in naheffing brengen. 

11. Nieuwe ZZP wetten: VBAR en WTTA

Met de Wet Verduidelijking Arbeidsrelaties (Vbar) wil de overheid de criteria voor zelfstandig ondernemerschap verder verhelderen.

  • De relevante rechtspraak over wanneer je werkt als werknemer is daarom verduidelijkt. Hiervoor is de rechtspraak bij elkaar gebracht en daarvan is een wettelijk toetsingskader gemaakt. Dit maakt voor werkgevers en opdrachtgevers de manier waarop contracten beoordeeld worden (de vraag: is er sprake van werknemerschap of zelfstandig werken?) overzichtelijker en beter hanteerbaar.
  • Deze wet introduceert specifieke tariefgrenzen om het onderscheid tussen zelfstandige professionals en werknemers te verduidelijken. Bij een tarief onder de €32,24 wordt er vermoed dat er sprake is van schijnzelfstandigheid, wat leidt tot een omkering van de bewijslast: de opdrachtgever moet aantonen dat hij als opdrachtgever handelt en niet als werkgever. Voor tarieven boven €32,24 zal verdere verduidelijking nog volgen.
  • Voormalig minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Karien van Gennip stuurde het concept op 21 juni naar de Raad van State en op 3 juli is deze gepubliceerd.
  • De VBAR zal op zijn vroegst op 1 januari 2026 ingaan.

Bron: https://www.zipconomy.nl/2024/07/criteria-en-contra-indicaties-zzp-wet-bekend/

De Wet Toezicht Toelating Arbeidsmarkt (WTTA) richt zich op arbeidsbemiddelaars die personeel in loondienst hebben of zzp’ers bemiddelen. Deze wet stelt eisen aan alle arbeidsbemiddelaars om malafide praktijken tegen te gaan en schijnzelfstandigheid te voorkomen en is ook van invloed is op de markt voor zzp’ers. In de context van de WTTA wordt ook gesproken over de inbedding van arbeidskrachten, een concept dat belangrijk is in de beoordeling van zelfstandigheid.

De gecombineerde impact van de Wet DBA, VBAR en WTTA heeft ingrijpende gevolgen voor zowel zzp’ers als opdrachtgevers. De wetgeving is bedoeld om een duidelijker onderscheid te maken tussen zelfstandig ondernemerschap en loondienst, maar brengt ook extra complexiteit met zich mee in de dagelijkse praktijk.

12. Hoe werkt dit bij een muziekschool

Zoals je hebt kunnen lezen, draait de beoordeling van schijnzelfstandigheid om een zorgvuldige afweging van alle relevante elementen. Hoe meer van deze elementen negatief uitvallen, hoe groter de kans dat er sprake is van schijnzelfstandigheid.

  • De muziekschool is verantwoordelijk en aansprakelijk voor de locatie, het instrumentarium, de faciliteiten, de administratie, en het ondersteunend personeel.
  • De muziekschool draagt het volledige financiële risico van de bedrijfsvoering.
  • Leerlingen sluiten een lesovereenkomst rechtstreeks met de muziekschool.
  • De muziekschool verzorgt de leerlingadministratie, factureert de lessen, en ontvangt de betalingen.
  • De werkzaamheden die de zzp-docent uitvoert zijn een essentieel onderdeel van de muziekschool; zonder muzieklessen geen muziekschool.
  • Het zzp-uurtarief wordt meestal door de muziekschool vastgesteld, vaak met weinig tot geen ruimte voor onderhandeling.
  • De muziekschool bepaalt op welke dagen en hoeveel uren per week de zzp-docent werkt.
  • De zzp-docent krijgt een vaste werkplek toegewezen door de muziekschool.
  • De werkplek wordt door de muziekschool uitgerust met alle benodigde instrumenten en apparatuur voor de lessen.
  • De zzp-docent moet communiceren onder de naam van de muziekschool en mag niet naar buiten treden onder de eigen bedrijfsnaam.
  • De muziekschool geeft vaak gedetailleerde instructies over hoe de lessen moeten worden gegeven, hoe het reilen en zeilen binnen de muziekschool gaat en wat de zzp-docent moet doen.
  • De muziekschool stelt regelmatig verplichtingen op, zoals deelname aan docentenvergaderingen en uitvoeringen/concerten.
  • Veel muziekscholen voeren functioneringsgesprekken met de zzp-docent.
  • Bij ziekte of afwezigheid van de zzp-docent wordt vervanging vaak door de muziekschool geregeld.

Alle ZZP muziekdocenten die werken onder de Wet DBA zijn dus strafbaar?!

Wanneer we de criteria voor echte zelfstandigheid toepassen op de praktijk van muziekscholen, blijkt dat elke muziekdocent die als zzp’er voor een muziekschool werkt, als schijnzelfstandige zal worden beschouwd. Dit betekent dat een zzp-opdrachtnemer samenwerking binnen muziekscholen in strijd is met de Wet en daarmee strafbaar is.



13. Hoe kun je schijnzelfstandigheid opheffen?

Het is van essentieel belang dat opdrachtgevers en zzp’ers zich goed bewust zijn van de huidige en komende wetten. Niet alleen om aan de regelgeving te voldoen, maar ook om hun positie en tariefstelling correct te bepalen. Met de naderende handhaving van de Wet DBA wordt het cruciaal om te voldoen aan de criteria voor zelfstandigheid en om zorgvuldig om te gaan met de onzekerheden die nog bestaan rondom de interpretatie en toepassing van deze wetten.

Een van de meest directe gevolgen is de noodzaak voor herbeoordeling van de arbeidsrelatie met opdrachtgevers en zzp’ers. Het is cruciaal om praktische stappen te ondernemen om aan de nieuwe wetgeving te voldoen. Allereerst moeten beide partijen zorgen voor een gedegen administratie die de zelfstandigheid van de zzp’er duidelijk aantoont. Dit omvat het opstellen van heldere overeenkomsten die de onafhankelijke aard van de werkzaamheden onderstrepen, waarbij wordt vermeden dat er sprake is van gezag of structurele inbedding, zoals beschreven in de Wet DBA en de Wet Vbar.

Schijnzelfstandigheid kan op verschillende manieren worden beëindigd.

  • Beëindigen van de inhuurovereenkomst: Dit beëindigt de arbeidsrelatie volledig.
  • Overstappen naar loondienst bij de opdrachtgever: De zzp’er gaat in loondienst bij de voormalige opdrachtgever.
  • Voldoen aan de criteria voor zelfstandig ondernemerschap: Richt de opdracht anders in zodat die niet voldoet aan de voorwaarden voor loondienst, wat betekent dat er o.a. een uurtarief van meer dan € 32,24 per uur, geen sprake van structurele inbedding en geen gezagsverhouding.

Wanneer is er geen gezagsverhouding?

Om aan te tonen dat er geen gezagsverhouding bestaat, is het cruciaal dat de zzp’er volledig autonoom werkt en op eigen rekening en risico opereert. Dit kan worden aangetoond door de volgende elementen:

  • De werkzaamheden die de zzp’er uitvoert vormen geen wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering van de opdrachtgever. De kernactiviteiten van het bedrijf kunnen zonder deze specifieke werkzaamheden blijven bestaan. 
  • De opdracht heeft een concreet eindresultaat en die is duidelijk is omschreven in de overeenkomst.
  • De opdracht heeft een vaste einddatum of is in elk geval niet structureel en doorlopend.
  • De financiële risico’s liggen bij de zzp’er, zoals kosten voor extra werk, tegenvallende inkomsten of annuleringen.
  • De zzp’er bepaalt zelf zijn tarieven en onderhandelt zonder dat de opdrachtgever hierin een bepalende rol speelt.
  • De zzp’er opereert zichtbaar als zelfstandig ondernemer, bijvoorbeeld door eigen branding, een website, en meerdere opdrachtgevers. 
  • De zzp’er ontvangt geen instructies of aanwijzingen over hoe de opdracht moet worden uitgevoerd.
  • De opdrachtgever oefent geen controle uit en grijpt niet in op het werk van de zzp’er tijdens de opdracht. De zzp’er is volledig verantwoordelijk voor de uitvoering en kwaliteit van zijn werk.
  • De zzp’er bepaalt zelf de werkuren en dagen.
  • De zzp’er heeft geen aanspraak op werknemersrechten zoals ziekteverlof, vakantiedagen, of pensioenvoorzieningen.
  • De zzp’er investeert in eigen werkmateriaal en maakt geen gebruik van bedrijfsmiddelen van de opdrachtgever. In het geval van een muziekschool betekent dit dat de zzp’er zijn eigen instrumentarium, geluidsapparatuur en lesmaterialen gebruikt en niet afhankelijk is van de faciliteiten van de opdrachtgever.

Is een docentencollectief een oplossing?

  • Een collectief in de vorm van een BV, VOF of coöperatie kan een legitieme oplossing zijn. In deze structuren bundelen docenten hun krachten en delen zij verantwoordelijkheden en winsten. Hoewel dit juridisch gezien een solide optie is, betekent het wel dat individuele zelfstandigheid deels verloren gaat. In een VOF werken vennoten als één economische eenheid en zijn zij hoofdelijk aansprakelijk. Een coöperatie is een rechtspersoon, waarin de leden gezamenlijk besluiten nemen en samenwerken op basis van collectieve afspraken. Ook bij een coöperatie van zzp-ers geldt het verbod op prijsafspraken en kartelvorming. In al deze vormen opereren docenten niet langer als volledig zelfstandige ondernemers, maar als gelijke partners in een gezamenlijke onderneming, wat voor de meeste scholen en ZZP’ers geen wenselijke situatie is.
  • Een docentencollectief waarbij zzp’ers zonder de structuur van een BV, VOF of coöperatie gezamenlijk afspraken maken over klanten verdeling, tarieven en werkwijzen, is meestal problematisch. Zulke afspraken kunnen snel als kartelvorming worden gezien, wat inhoudt dat onafhankelijke ondernemers afspraken maken die de concurrentie beperken, zoals het gezamenlijk vaststellen van prijzen. Dit druist in tegen de mededingingswet en kan leiden tot ernstige juridische gevolgen. Denk bijvoorbeeld aan een docentencollectief van zzp’ers dat samen als één muziekschool naar buiten treedt met uniforme tarieven en voorwaarden.
  • Dit geld ook voor een docentencollectief waarin een stichting of vereniging fungeert als bemiddelaar of overkoepelend platform—waarbij zzp’ers zelfstandig blijven en worden gekoppeld aan leerlingen—kan juridische risico’s met zich meebrengen. Wanneer de stichting of vereniging een platform biedt, zoals een gezamenlijke website of een overkoepelende naam, en zzp’ers zelf hun klanten werven, mogen er geen vaste tarieven worden gehanteerd. Worden er uniforme tarieven via de website gecommuniceerd, dan is het risico op kartelvorming groot. De ACM beoordeelt altijd de feitelijke situatie: als de stichting of vereniging in de praktijk wordt gebruikt om prijsafspraken tussen zzp’ers te coördineren, valt dit onder kartelvorming en blijft het verboden.

Er zijn eventuele uitzonderingen. Lees het document Tariefsafspraken zzp’ers.

Loondienst?

  • De overheid geeft de voorkeur aan mensen in loondienst omdat ze zo de meeste Rijksinkomsten genereren.
  • Voor niet-gesubsidieerde muziekscholen is dit vaak onbetaalbaar.
  • Nulurencontracten zijn strikt aan banden gelegd en er wordt zelfs overwogen ze volledig te verbieden. Momenteel zijn ze alleen toegestaan gedurende de eerste 26 weken van een arbeidsovereenkomst. Daarna zijn ze uitsluitend mogelijk als dit expliciet in een cao is opgenomen. Omdat nulurencontracten niet in de huidige CAO Kunsteducatie staan, zijn ze binnen deze sector na de eerste 26 weken niet toegestaan.

14. Wat moeten we concreet oplossen?

Kort door de bocht komt het hierop neer: een zzp-docent moet volledig als zelfstandig ondernemer kunnen opereren. Dit betekent dat de docent niet alleen werkt voor eigen rekening en risico, maar ook eigen instrumentarium en materiaal gebruikt en beschikt over specifieke expertise. De zzp-docent moet zelfstandig kunnen werken, met bij voorkeur kortdurende opdrachten. Er mag absoluut geen gezagsverhouding bestaan. Het is daarbij essentieel dat de werkzaamheden van de docent geen wezenlijk onderdeel uitmaken van de kernactiviteiten van de muziekschool.

Tegelijkertijd wil een muziekschool naar buiten treden als één sterke entiteit, samenwerken met zelfstandigen zonder risico op schijnzelfstandigheid, en uniforme lestarieven hanteren zonder kartelvorming. De muziekschool wil bovendien kosten besparen en zorgen dat de docenten goed worden beloond.

In de praktijk lijkt het verenigen van deze twee uitgangspunten bijna onmogelijk: een simpele contractaanpassing is niet genoeg. Het aanpassen van de huidige structuur is geen kwestie van een paar regeltjes veranderen. Je moet:

  • Een juridisch waterdicht model ontwikkelen dat bestand is tegen toekomstige wetgeving.
  • Administratieve processen opnieuw inrichten zonder de flexibiliteit van zelfstandige docenten kwijt te raken.
  • De financiële structuur herzien om fiscale risico’s en extra kosten te voorkomen.
  • Een oplossing vinden die schaalbaar is, zonder dat je meer administratie en overhead creëert.

En dat terwijl de wetgeving blijft veranderen en de Belastingdienst nu actief handhaaft op schijnzelfstandigheid. Muziekscholen die denken ‘ik fix dit wel zelf’, onderschatten de juridische complexiteit. De realiteit? Een muziekschool kan dit niet oplossen zonder enorme kosten, tijdsverlies en juridische risico’s. Toch is het haalbaar, maar het vereist dat we volledig buiten de gebaande paden durven te denken. Kleine aanpassingen aan het bestaande systeem zijn niet genoeg. De hele structuur van de muziekschool – de backbone en alle bijbehorende workflows – moet grondig worden herzien.

Deze herziening moet zowel praktisch als juridisch solide zijn. Het gebruik van de juiste overeenkomsten is daarbij essentieel, zodat er een duidelijke win-win-win ontstaat voor de muziekschool, de docent en de leerling. Iedereen moet hiervan profiteren: de muziekschool behoudt haar integriteit en continuïteit, de docenten kunnen veilig zelfstandig werken zonder juridische risico’s, en de leerlingen krijgen kwalitatief hoogwaardig onderwijs in een stabiele omgeving.

Door een fundamentele herziening kunnen we schijnzelfstandigheid effectief aanpakken en een duurzame, toekomstbestendige structuur creëren die voordelen biedt voor iedereen binnen het muziekonderwijs.

15. Hoe heb ik dit opgelost?

Toen in 2016 de Wet DBA werd ingevoerd, zag ik direct de impact voor mijn muziekschool. Het was geen kwestie van óf er gehandhaafd zou worden, maar wannéér. Ik besloot proactief te handelen en een oplossing te vinden die niet alleen juridisch waterdicht was, maar ook praktisch uitvoerbaar en toekomstbestendig.

In samenwerking met juristen, fiscalisten en notarissen onderzocht ik alle mogelijke samenwerkingsmodellen, overlegde met beleidsmakers en testte verschillende structuren binnen mijn eigen muziekschool. Langzaam ontstond een oplossing die niet alleen de juridische risico’s uitsloot, maar ook de werking van de muziekschool verbeterde.

De oplossing? Een micro-franchisemodel waarin zelfstandige docenten opereren als echte ondernemers, zonder risico op schijnzelfstandigheid, terwijl de muziekschool haar identiteit en structuur behoudt. Geen slimme trucjes, maar een duurzame en juridisch verantwoorde aanpak.

Franchise is een beproefd zakelijk model waarin zelfstandige ondernemers onder één merknaam opereren, zonder in loondienst te zijn. In de detailhandel en horeca wordt dit model al decennia met succes gebruikt om sterke, schaalbare bedrijven op te bouwen. Door dit concept toe te passen op muziekscholen ontstond een samenwerkingsvorm waarin zelfstandigheid, juridische zekerheid en efficiëntie hand in hand gaan. 

Met deze oplossing blijven docenten volledig zelfstandig, en werken ze samen met de school als één organisatie. Dit betekent:

  • Volledige ondernemersvrijheid, zonder gezagsverhouding.
  • Een transparante en juridisch sluitende samenwerking.
  • Lagere administratieve lasten door automatisering.
  • Kostenbesparing door eliminatie van juridische risico’s.
  • Een schaalbare en flexibele structuur, geschikt voor alle muziekscholen, groot of klein.

Met deze aanpak heb ik binnen mijn eigen muziekschool de personeels- en administratiekosten met meer dan 50% verlaagd, terwijl de omzet per docent is gestegen. Tegelijkertijd zijn de juridische risico’s rondom schijnzelfstandigheid tot nul gereduceerd.

Klario®

Om het franchisemodel werkbaar te maken binnen muziekscholen, heb ik Klario ontwikkeld: een geïntegreerd franchise- en softwaremodel dat muziekscholen helpt om duurzaam, efficiënt en juridisch veilig te opereren.

Klario combineert franchise en technologie in één geïntegreerde oplossing. Het biedt muziekscholen een juridisch sluitend systeem waarin docenten als zelfstandige ondernemers kunnen werken, zonder risico op schijnzelfstandigheid. Tegelijkertijd worden vrijwel alle administratieve en operationele processen geautomatiseerd en gestroomlijnd, zodat de focus weer volledig ligt op inspirerend onderwijs in plaats van tijdrovende administratie.

De kracht van Klario

  • Franchise-systeem – Een juridisch solide samenwerkingsmodel dat schijnzelfstandigheid uitsluit en tegelijkertijd flexibiliteit biedt.
  • Geautomatiseerde administratie – Van facturatie en betalingen tot planning en contractbeheer, alles verloopt automatisch.
  • Praktische begeleiding – Werkboeken, handboeken en instructievideo’s ondersteunen docenten bij het zelfstandig ondernemen.
  • Transparantie en controle – Muziekscholen behouden overzicht en grip op hun organisatie, terwijl docenten profiteren van de voordelen van ondernemerschap zonder juridische risico’s.
  • Schaalbaarheid zonder extra administratie – Doordat franchise en software samenwerken, kunnen scholen eenvoudig uitbreiden zonder extra werkdruk.
  • Slim financieel model – Een efficiëntere bedrijfsstructuur die zowel de muziekschool als de docenten financieel voordeel oplevert.
  • Marketing- en acquisitieondersteuning – Helpt docenten bij het aantrekken van leerlingen en de groei van hun onderneming.

Met Klario ontstaat er een toekomstbestendig model waarin muziekscholen en docenten zich volledig kunnen richten op hun passie: het geven van muziek- en dansonderwijs, zonder administratieve rompslomp of juridische onzekerheid.

Dit is geen theoretisch model—het werkt in de praktijk.

Sinds 2020 draait Novae Popschool succesvol op dit systeem. Onze docenten zijn enthousiast, de school werkt efficiënter en schijnzelfstandigheid is volledig uitgesloten. Dit heeft niet alleen geleid tot aanzienlijke kostenbesparingen, maar ook tot een drastische vermindering van administratieve lasten. Hierdoor blijft er veel meer tijd over om te focussen op wat écht telt: het inspireren en begeleiden van onze leerlingen.

16. Je hebt geen tijd om te wachten—dit is hét moment om te handelen!

Handhaving op schijnzelfstandigheid is geen kwestie van ‘misschien’ meer. De Belastingdienst is al gestart met controles en strengere wetgeving is onderweg. Muziekscholen die nu niets doen, lopen serieuze financiële en juridische risico’s.

Je kunt ervoor kiezen om alles zelf uit te zoeken—maanden of zelfs jaren besteden aan juridische adviezen, dure fouten maken en onzekerheid behouden. Of je kiest voor een bewezen oplossing waarmee je in één keer goed zit.

Gelukkig is er Klario

Een franchise- en softwareoplossing waarmee je:

  • Schijnzelfstandigheid direct uitsluit
  • Geen risico meer loopt op boetes of naheffingen
  • De flexibiliteit van zelfstandige docenten behoudt
  • Administratieve lasten minimaliseert dankzij geautomatiseerde processen
  • Jouw muziekschool juridisch én financieel toekomstbestendig maakt

Klario werkt. En het is nu beschikbaar voor jou

Klario biedt een bewezen, juridisch sluitende oplossing waarmee jij je muziekschool moeiteloos toekomstbestendig maakt. We kunnen Klario binnen enkele weken implementeren in jouw school – een bewezen, waterdichte oplossing waarmee je direct zekerheid hebt en je volledig kunt focussen op de groei van jouw muziekschool.

Benieuwd hoe Klario jouw school juridisch veilig en efficiënt maakt? Plan een vrijblijvend gesprek in en ontdek de mogelijkheden.






Disclaimer:

De informatie in dit document is bedoeld voor informatieve doeleinden en is zorgvuldig samengesteld op basis van beschikbare bronnen en kennis. Hoewel ernaar gestreefd is om de informatie zo accuraat en actueel mogelijk te houden, kan ik niet garanderen dat deze informatie volledig of vrij van fouten is. Ik ben niet aansprakelijk voor enige schade, verlies of andere consequenties die voortvloeien uit het gebruik van de verstrekte informatie. Het is altijd raadzaam om zelf onderzoek te doen en juridisch of professioneel advies in te winnen voordat je beslissingen neemt op basis van de inhoud van dit document. Alle inhoud in dit document is auteursrechtelijk beschermd. Het is niet toegestaan de inhoud geheel of gedeeltelijk te kopiëren, verspreiden of gebruiken zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de auteur. Alle rechten voorbehouden.